Psychobiologische benadering

De psychobiologische benadering


Naast het bestaan van vele trainingsmethodes, bestaan er ook verschillende stromingen/benaderingen binnen de gedragstherapie. Hieronder ga ik in op 3 verschillende benaderingen, waarbij de laatste, de psychobiologische benadering, een van de meest recent ontstane stromingen is en momenteel ook de stroming is die mij persoonlijk het meeste aanspreekt.


De gedragsbenadering - behaviourisme

Bij deze benadering ligt de focus op alles wat waarneembaar is (met name: ‘wat zie je de hond doen’) en op de sterke invloed die de omgeving heeft op gedrag. Gedrag wordt volgens deze benadering vooral beïnvloed door positieve (beloningen) en/of negatieve (correcties) gevolgen op dat gedrag.

Waar men vroeger bij het beïnvloeden van gedrag de nadruk legde op het creëren van negatieve gevolgen op ongewenst gedrag (wachten tot het ongewenste plaatsvindt en vervolgens precies op dat moment corrigeren), weet men nu, na jaren onderzoek en het delen van ervaringen, dat er betere (en vooral ook veiligere) resultaten geboekt kunnen worden wanneer men de nadruk legt op het creëren van positieve gevolgen op gewenst gedrag.

Bijgeschoolde aanhangers van de gedragsbenadering zijn tegenwoordig dus vooral bezig met het belonen van gewenst gedrag en met het creatief ombuigen van ongewenst gedrag door pro-actief gewenst gedrag uit te lokken en te belonen (let op: ongewenst gedrag wordt dus ook bij de welzijn-vriendelijke benadering niet genegeerd).


Bij de gedragsbenadering wordt er niet of nauwelijks aandacht besteed aan processen die plaatsvinden binnen het zenuwstelsel van een hond. Emoties staan niet centraal bij het opstellen van een diagnose. In plaats daarvan ligt de focus op het waarneembare gedrag van de hond en op de invloed die de omgeving op het gedrag heeft.


De gedragsbenadering staat centraal bij trainers, maar er zijn ook veel gedragstherapeuten die hebben geleerd om bij het opstellen van hun diagnoses en behandelingen de nadruk te leggen op leerervaringen, leervormen en het beïnvloeden van zichtbare uitingen van gedrag.


Het welzijn van honden is helaas niet altijd gewaarborgd bij de gedragsbenadering, omdat inmiddels gebleken is dat alleen zichtbaar gedrag lang niet altijd een betrouwbare graadmeter is voor welzijn. Denk bijvoorbeeld aan lichamelijk ongemak, iets wat lang niet altijd waarneembaar is via gedrag.


Volgers van de gedragsbenadering beginnen wel steeds meer interesse te tonen in de rol van, bijvoorbeeld, de biologische functie van gedrag en de invloed van emotionele processen op gedrag. Echter, regelmatig wordt er onterecht aangenomen dat bij het veranderen van het gedrag ook automatisch de onderliggende emotie verandert. Een voorbeeld: een hond die uitvalt richting prikkels wordt aangeleerd om bij het zien van die prikkels direct om te draaien en oogcontact te maken met de mens. Met behulp van veel training en het actief belonen van het maken van oogcontact (gewenst gedrag) stopt het uitvalgedrag (het ongewenste gedrag wordt omgebogen naar gewenst gedrag). Dit hoeft echter niet te betekenen dat het gevoel die de hond t.o.v. de betreffende prikkel ervaart (de emotionele reactie) ook daadwerkelijk verandert.


De medische benadering

Bij de medische benadering ligt de nadruk op medische en wetenschappelijke criteria om probleemgedrag te analyseren en classificeren. Er wordt niet alleen gekeken naar gedrag, maar ook nadrukkelijk rekening gehouden met lichamelijke processen die het gedrag zouden kunnen beïnvloeden. Problematische gedragingen worden als symptomen geclassificeerd onder diverse stoornissen die leiden tot een diagnose. Wanneer men het probleemgedrag als abnormaal beschouwd, spreekt men over een gedragsstoornis (een visie die in de mensenwereld overigens ook zeer overheersend is binnen de psychiatrie). Een hond die binnen onze drukke mensenmaatschappij problematisch angstig reageert op prikkels krijgt dan bijvoorbeeld de diagnose angststoornis.

Vanuit een medisch perspectief wordt er een verschil gemaakt tussen een normale angstreactie en een abnormale angstreactie die gerelateerd is aan het probleemgedrag inclusief de lichamelijke reactie (bijvoorbeeld door te kijken naar hoe snel een hond in staat is om zowel gedragsmatig als lichamelijk te herstellen).


Gedragsmedicatie, waarmee chemische processen binnen de hersenen kunnen worden beïnvloed (bijvoorbeeld via de neurotransmitter systemen) wordt regelmatig ingezet bij de behandeling van deze gedragsstoornissen. Er bestaan inmiddels ook diverse onderzoeken die de positieve invloed van verschillende soorten gedragsmedicatie bevestigen.


Bij de medische benadering wordt er regelmatig gesproken over abnormaal gedrag wat na grondig onderzoek en d.m.v. de classificatie van symptomen (gedragingen) tot een diagnose leid. Helaas schuilt bij deze benadering het gevaar dat er onvoldoende rekening gehouden wordt met de biologische functie van gedrag. Bovendien kan er getwijfeld worden aan de vraag of de juiste emoties wel altijd in acht worden genomen bij het opstellen van een diagnose via deze benadering. Neem als voorbeeld de diagnose verlatingsangst met als symptomen o.a. sloopgedrag en overmatig vocaliseren. Voor deze aandoening zal een volger van de medische benadering wellicht gedragsmedicatie voorschrijven met stofjes die het serotonine-systeem beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld clomipramine (bij dieren verkocht als Clomicalm). Echter, bij zorgelijk gedrag wat gerelateerd is aan scheiding (verlatingsangst is dus misschien al geen adequate, overkoepelende term), kunnen diverse emoties een rol spelen. Men moet bij het waarnemen van die symptomen niet alleen denken aan angst, maar ook aan paniek. Er moet ook gedacht worden aan frustratie of aan verlangen of aan een combinatie van gevoelens waarvan de invloed per individueel dier zou kunnen verschillen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen verklaren waarom Clomicalm in sommige gevallen van verlatingsangst geen gewenst effect laat zien op het gedrag.


Hoewel het dus zeer waardevol is om op een medische en wetenschappelijke manier naar gedrag te kijken, waarbij de invloed van lichamelijke processen een grote rol speelt, kan de medische benadering vanuit een biologisch perspectief soms tekort schieten wanneer gedrag bestempeld wordt als abnormaal. Nog een voorbeeld en iets om over na te denken: honden met een straat/zwerf-achtergrond, zouden via de medische benadering bijvoorbeeld al gauw het label angststoornis toegewezen kunnen krijgen wanneer zij zich bevinden in een huiselijke gezinssituatie midden in een drukke stad. Dit terwijl het overmatige angstige gedrag voor een bestaan als zwerfhond, levend op straat, wellicht heel functioneel zou zijn. Is de hond dan echt gestoord/ziek te noemen, of bevindt deze hond zich in een voor dit individu ongepaste omgeving?



De psychobiologische benadering

Emoties vormen de basis voor de psychobiologische benadering. Daarnaast is het achterhalen van de biologische functie en doel van het gedrag van groot belang. Er wordt niet alleen gekeken naar de gedragsmatige en lichamelijke reactie op prikkels, maar ook vooral naar de relatie die de hond heeft opgebouwd met de betreffende prikkel waardoor bepaalde gevoelens zouden kunnen zijn ontstaan die het gedrag beïnvloeden.


Bij het opstellen van een diagnose wordt altijd eerst onderzocht welk onderliggende emotionele categorie het gedrag beïnvloed (of in gang zet). Denk hierbij aan emoties als o.a. frustratie, angst, spel of verlangen. Bij de behandeling wordt er naast leerervaringen en lichamelijke processen, ook rekening gehouden met de sterke invloed van emoties. Er wordt vervolgens geprobeerd om deze emoties te beïnvloeden door middel van het zorgvuldig aansturen van ervaringen. Om het welzijn van het dier te waarborgen wordt er hierbij aangestuurd op het opwekken van positieve/prettige emoties.


Zowel de gedragsbenadering als de medische benadering worden breed omarmd bij het analyseren van probleemgedrag volgens de psychobiologische benadering. Daarnaast wordt er ook grote waarde gehecht aan de perceptie van de verzorger. Het is immers altijd de verzorger (de mens) die met de hulpvraag komt.


Het draait dus niet alleen om welk ongewenst/zorgelijk gedrag de hond laat zien (wat de hond doet), maar ook om de manier waarop de verzorger het gedrag interpreteert. Wanneer mensen uitleg ontvangen over de emotionele en biologische aspecten die het gedrag van hun hond aansturen, ontstaat er vaak meer begrip, wat soms zelfs al een deel van de zorgen kan doen verminderen.


Door ook rekening te houden met de biologische functie van gedrag, wordt gedrag minder snel als abnormaal of pathologisch bestempeld. Gedrag wat mal-adaptief is (niet voldoende aangepast is aan de leefomstandigheden), hoeft niet ook meteen disfunctioneel en abnormaal te zijn. Stereotiep gedrag, bijvoorbeeld, kan ook dienen als een coping mechanisme, waardoor het wel degelijk een biologische functie zou kunnen hebben voor een dier en niet meteen als abnormaal of pathologisch bestempeld hoeft te worden (bijvoorbeeld met de diagnose: obsessieve-compulsieve stoornis).


Door het gedrag niet aan een stoornis te koppelen, ontstaan er minder snel labels die bij de medische benadering al gauw een stempel dreigen te drukken.

Men spreekt bij herhalend gedrag niet alleen over beloningen, maar ook vooral over wat het biologische doel van het gedrag is en welke gevoelens het gedrag beïnvloed, waardoor het een breder perspectief kan krijgen dan wanneer je het puur vanuit leerprincipes analyseert.


De psychobiologische benadering is op dit moment de enige benadering die de sterke invloed van emoties op gedrag zwaar benadrukt. Daarnaast combineert het de kennis van de gedragsbenadering en de medische benadering, maar voegt het hier nog een biologisch aspect aan toe, waardoor gedrag op een bredere manier geanalyseerd kan worden, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van een gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing.



Geschreven door Liselot Boersma, welzijnsdeskundige (PgDip CABW) en eigenaar van HondenLot, maart 2018. Copy paste/directe overname van teksten of afbeeldingen is zonder schriftelijke toestemming niet toegestaan. Het delen van de URL van deze website pagina is wel toegestaan en wordt op prijs gesteld.




Referenties:

  • King JN, Simpson BS, Overall KL, Appleby D, Pageat P, Ross C, Chaurand JP, Heath S, Beata C, Weiss AB, Muller G: Treatment of separation anxiety in dogs with clomipramine: results from a prospective, randomized, double-blind, placebo-controlled, parallel-group, multicenter clinical trial. Appl. Anim. Behav. Sci. 2000, 67:255-275.
  • Mills, D.S. (2017) Perspectives on assessing the emotional behavior of animals with behavior problems. Current Opinion in Behavioral Sciences 2017, 16:66–72
  • Sneddon LU, Elwood RW, Adamo SA, Leach MC: Defining and assessing animal pain. Anim. Behav. 2014, 30:201-212.



Meer lezen m.b.t. gedragstherapie: